Al bijna zo lang als ik mij kan herinneren, wist ik van het bestaan van het Ludgercollege. Mijn zeven jaar oudere broer Rens ging ernaar toe toen ik vijf jaar oud was. Dat betekende met het hele gezin naar een voorlichtingsmiddag op het Ludger. Terwijl mijn ouders en broer in de aula zaten te luisteren naar wat de rector te vertellen had, speelde mijn zus en ik verstoppertje door het hele gebouw. Ik vond het magisch, zo’n gebouw met allemaal trappen en lokalen… En vanaf dat moment wist ik: ik word ook Ludgeriaan. Ik heb zelfs aan mijn ouders gevraagd of ik de ‘lagere school’ (zoals dat toen nog heette) niet kon overslaan. Helaas, ik moest nog zeven jaar wachten.
Gelukkig brak die tijd toch aan. In 1984 mocht ik eindelijk zelf naar het Ludger. Elke dag vroeg op staan om vanuit Beek naar Doetinchem te fietsen. Met een zware leren boekentas achterop vastgebonden, later vervangen door een wat hippere rugzak. Huiswerk, proefwerken en lange dagen maken. Het was zwaar en fantastisch tegelijk en ik voelde mij op en top Ludgeriaan.
Nee, niet de proefwerken vond ik fantastisch. Ik vond vooral het leven buiten de lessen leuk. Wat kenmerkte het leven als Ludgeriaan? Het Ludger had aandacht voor cultuur! Met poëziemiddagen, waar ik als 13-jarige bibberend mijn gedichten voordroeg (die ik vaak schreef onder de les). Met filmavonden, waar ik voor het eerst cultklassiekers als The Wall van Pink Floyd en The Bluesbrothers zag. Maar vooral: met het tweejaarlijkse Toneel Totaal. Onder leiding van Eugène Soontiëns en geschreven door Ton Thissen werkten we talloze zondagen op school om een spectaculaire voorstelling neer te zetten. Zang, dans en toneel kwamen hier samen.
Er waren geweldige feesten: Bovenbouwfeest, Nieuwjaarsbal, en alle themafeesten; wat heb ik daar goede herinneringen aan! En wat heb ik daar veel aan te danken! Mijn eerste zangoptreden gaf ik op het Nieuwjaarsbal, toen ik in de derde klas zat. Daarna werd ik gevraagd om te zingen in de schoolband, waarmee ik talloze keren heb opgetreden. Dat leidde weer tot andere bandjes en optredens. En nu zing ik nog steeds dagelijks en is het een deel van mijn werkend leven, naast de communicatie.
De Leerlingenraad. In de derde stelde ik mij kandidaat en werd gekozen tot lid van de BOL, de Belangen Organisatie Leerlingen. Mijn eerste aanraking met verkiezingen, met medezeggenschap, met lobbyen (en ja, ook met feesten organiseren). Hier ontstond de drive om later politicologie te gaan studeren en nog iets later zelf de politiek in te gaan.
Gewone goede leraren die met bevlogenheid hun vak gaven. Ton Thissen, die vertelde over mooie literatuur, Marcel Derksen en Mariëlle Gruijters over Latijn, de leraren Coppen, IJzerdoorn en Stobbelaar gaven mijn lievelingsvak Geschiedenis: het zijn leraren die mij nog steeds zijn bijgebleven. Oja en natuurlijk, muziekliefhebber en muzikant in spe die ik toen al was, Eugène Soontiëns, kortweg Eugène.
Het magische gebouw. Ook toen ik al lang geen kleuter meer was, bleef het gebouw zijn magie voor mij behouden. Het rookhol (bestaat vast niet meer!), de kandeleer, de kluisjes, mijn brommer bij de brommerplekken, het heen en weer lopen tussen het hoofdgebouw en de ‘Uitwijk’. Het was vast onderdeel van het dagelijks bestaan als Ludgeriaan.
En vooral, met stip op nummer 1: de leerlingen. Die waren leuk! We hadden in de jaren 80 kakkers en alto’s, maar er was ook veel tolerantie en de ruimte om jezelf te zijn. Ik was een paar keer heftig verliefd en maakte heel veel vrienden. Vrienden die ik soms nu nog zie en vrienden die ik graag nog weer eens terug zou zien.
Ongelofelijk dat mijn tijd op het Ludger maar zes jaar heeft geduurd, terugkijkend lijkt het een heel leven. En misschien blijf ik in mijn hart ook wel mijn leven lang Ludgeriaan. Heel raar om te beseffen dat mijn school er nu niet meer is.